top of page

Additieven en E-nummers: veilig of vergif?

Bijgewerkt op: 15 feb. 2023

(Bron afbeelding: Zustainabox)


Wat zijn additieven?


Additieven zijn stoffen die worden toegevoegd aan voedingsmiddelen tijdens het productieproces om bepaalde eigenschappen te verbeteren zoals kleur, textuur, smaak of houdbaarheid.


De Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) beoordeelt of de stoffen veilig gebruikt kunnen worden. Ze komen vervolgens op een lijst terecht, met elk een eigen E-nummer. Elk additief krijgt dus, indien toegelaten, een E-nummer toegekend en komt op die lijst. Deze woorden zijn dus synoniemen voor elkaar.


Het toevoegen van deze additieven heeft altijd minstens één functie, en soms meerdere. Aan de hand van het E-nummer kan worden nagegaan waarvoor het additief werd toegevoegd. Zo hebben kleurstoffen bijvoorbeeld een nummer tussen 100 en 200.

Indien een additief wordt toegevoegd aan een product wordt het beschouwd als een ingrediënt en is het dus terug te vinden op de ingrediëntenlijst van het etiket.


Oorsprong: natuurlijk of synthetisch?


Vaak wordt gezegd dat E-nummers slecht zijn en dat je beter kiest voor natuurlijke producten. Wat veel mensen echter niet beseffen is dat vele E-nummers ook van natuurlijke oorsprong kunnen zijn. Ze kunnen namelijk op verschillende manieren worden gemaakt.


Natuurlijke additieven

Sommige additieven worden gewonnen uit planten of bomen, denk maar aan Stevia. Andere worden gewonnen uit gesteentes, zoals calciumcarbonaat uit kalksteen. Additieven kunnen ook van dierlijke oorsprong zijn. Zo wordt voor het maken van de oranje kleurstof canthaxanthine, gelatine gebruikt en komt de rode kleurstof karmijn uit schildluizen. Die laatste zijn dus niet altijd geschikt voor vegetariërs, veganisten of mensen die een bepaald geloof uitoefenen.


Synthetische additieven

Vaak is het echter goedkoper om additieven die van nature voorkomen kunstmatig of synthetisch na te maken in plaats van ze te winnen uit hun natuurlijke bronnen. Dit worden natuuridentieke stoffen genoemd. Zo wordt de smaakversterker glutamaat veelal industrieel gemaakt maar met een natuurlijk proces van fermentatie. Het woord synthetisch wekt soms wat angst op, maar chemisch gezien is het eindproduct echter helemaal hetzelfde. De stof kan bijvoorbeeld pas glutamaat genoemd worden indien het een bepaalde chemische brutoformule heeft. Indien het afwijkt van die brutoformule, is het geen glutamaat meer.

Tot slot zijn er ook additieven die niet in de natuur voorkomen en volledig synthetisch zijn.


Veiligheid en gezondheid


Veel mensen staan argwanend tegenover additieven, maar het zijn praktisch de meest onderzochte en gereguleerde stoffen in onze voeding.


Toxicologisch onderzoek en wetgeving

Het gebruik van additieven is bovendien wettelijk geregeld. Ze komen niet zomaar op de lijst met E-nummers. Ze moeten eerst worden goedgekeurd naargelang hun nut en veiligheid. In Europa gebeurd dit door de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA.) Zij bepalen in welke producten een toevoeging gebruikt mag worden en in welke hoeveelheid.


Vooraleer een additief op de lijst komt wordt eerst de Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI) vastgesteld. Dit is de hoeveelheid die je elke dag mag binnenkrijgen, zonder nadelige effecten voor je gezondheid.


Eenmaal deze ADI is vastgesteld, wordt bepaald in welke typen voedingsmiddelen en voor welk doeleinden het additief mag worden gebruikt. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een kleurstof is toegelaten voor 1 type product maar niet voor een ander. Ze kijken dus altijd of het noodzakelijk is. Zo mogen additieven worden gebruikt wanneer ze technisch onmisbaar zijn en bijvoorbeeld niet om kwaliteitsgebreken te verdoezelen.


Bovendien houdt de EFSA vervolgens alle wetenschappelijke ontwikkelingen rond additieven nauw in de gaten. Indien er nieuwe onderzoeken naar voor komen met andere bevindingen wordt het additief herzien. Zo kan de ADI of het aantal producten waarin het additief mag worden gebruikt worden verminderd of het gebruik ervan in zijn geheel worden afgeraden.


Waarom iets niet ongezond is omdat je het niet kan uitspreken, en ‘natuurlijk’ niet altijd beter is.


Een veel voorkomend argument is dat je best geen voedingsmiddelen eet die chemische ingrediënten bevatten waarvan je de naam niet kan uitspreken. ‘Want chemisch is gevaarlijk en ongezond’. Echter is alles rondom ons chemisch.


Zo draagt water de chemische naam diwaterstofoxide en de formule H2O en draagt vitamine C (ook een additief) de chemische naam ascorbinezuur en de formule C6H8O6.


Iets niet kunnen uitspreken en het daarom vermijden komt dus eerder voort uit onwetendheid en angst voor het onbekende dan een effectief gevaar. Veel van deze additieven maken onze voeding net veiliger. Zo zorgen conserveermiddelen er bijvoorbeeld voor dat voedsel langer houdbaar is. Dit zorgt op zijn beurt voor minder kans op onder meer voedselvergiftiging maar ook voor minder voedselverspilling. 


Zoals voorheen vermeld zijn additieven de meest onderzochte en gereguleerde stoffen in onze voeding. Voor natuurlijke bestanddelen is dat niet het geval. Hun veiligheid wordt vaak niet of slechts beperkt onderzocht waardoor er ook geen maximaal toegestane, veilige hoeveelheden worden vastgelegd. Ook zijn de natuurlijk voorkomende stoffen vaak minder stabiel dan de synthetische, wat mogelijke gevaren of kwaliteitsproblemen met zich meebrengt.


Natuurlijke producten kunnen namelijk ook ongewenste of onveilige effecten veroorzaken. Zo kan een overmaat aan vitamines of zelfs gewoon water ook ernstige gevolgen met zich meebrengen. Vandaar de allom bekende uitspraak: ‘de dosis maakt het gif.’

Angst voor additieven is dus zeker niet nodig. Ze maken voedsel vaak veiliger en zijn sterk gereguleerd.

 


Bronnen:


Onderzocht en geschreven door:

Inne Dons, stagiaire bij The Mindset Dietitian

13 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page